Nieuws over hersenletsel

Terug

Vooral de onzichtbare gevolgen zijn blijvend. Proefschrift, de belangrijkste conclusies.

In de nieuwste editie van De Neuroloog, het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, staat onze revalidatiearts Erik Grauwmeijer in de rubriek de Spotlight. Hij vertelt hier meer over zijn proefschrift over de langetermijngevolgen van traumatisch hersenletsel.
‘De uitkomsten na traumatisch hersenletsel (THL) kunnen variëren van volledig herstel  tot overlijden. Patiënten hebben te maken met langdurige beperkingen op fysiek, cognitief en gedragsmatig vlak. THL moet daarom niet worden gezien als een incident, maar als een chronische aandoening. Het uiteindelijke functioneren wordt niet alleen bepaald door de ernst en locatie van het letsel, maar tevens door contextuele factoren van patiënt en mantelzorger. Studies gericht op uitkomst na THL zijn vooral gericht op mortaliteit en ernstige invaliditeit na zes maanden en geven richting aan de behandeling in de acute fase. Voorspellende modellen voor de lange termijn ontbreken.
Het primaire doel van dit proefschrift is het beschrijven en evalueren van langetermijngevolgen van middelzwaar tot ernstig THL met betrekking tot werkgelegenheid, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, cognitie en stemming. Een cohort van 113 patiënten werd prospectief gevolgd met baselinemetingen bij ziekenhuisopname en follow-upmetingen op 3, 6, 12, 18, 24 en 36 maanden en tien jaar na het letsel. Na tien jaar is een groot percentage (43 procent) van de patiënten, ondanks de ernst van THL, in
staat werkzaamheden te verrichten. Na drie en tien jaar is er een vrijwel normale gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. De emotionele status en cognitieve prestaties na
tien jaar zijn redelijk optimistisch. Er zijn echter subgroepen die slechter presteren op de lange termijn; 12 procent van de patiënten was bijvoorbeeld niet in staat om de totale
cognitieve testbatterij uit te voeren en 20 procent vertoonde symptomen van depressie.
Bij ontslag uit het ziekenhuis is de cognitieve status voorspellend voor de langetermijnresultaten met betrekking tot werk en cognitief functioneren na tien jaar. Depressieve symptomen bij ontslag uit het ziekenhuis of tijdens de follow-up hebben een belangrijk negatief effect op de algehele uitkomst, maar vooral voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.’
U stelt dat de langetermijngevolgen van THL vaak onderschat worden en dat we THL moeten zien als een chronische aandoening. Wat zouden de consequenties van deze nieuwe definitie zijn?
‘De consequentie hiervan is dat zorgprofessionals (huisarts, revalidatiearts en neuroloog) en omgeving van de patiënt (familie en mantelzorgers) zich moeten realiseren dat
vooral de onzichtbare gevolgen (cognitie en gedrag) blijvend zijn voor de patiënt. Het tijdig signaleren hiervan, ook nog jaren na het ongeval, is hierbij essentieel. Afhankelijk van de aard en ernst van de problematiek zal er dan passende ondersteuning en begeleiding moeten worden geboden (stepped care). De Nederlandse gezondheidszorg is er
op dit moment niet op toegerust om THL in een chronisch ziektemodel te plaatsen in verband met het ontbreken van capaciteit hiervoor.’
Wat is uw belangrijke aanbeveling om de prognose van THL te verbeteren? Hoe kunnen neurologen hieraan bijdragen?
‘Een belangrijke negatieve voorspeller voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en werk is depressie. Het tijdig signaleren en behandelen hiervan voor deze doelgroep
lijkt van groot belang.
Een tweede belangrijke voorspeller is het cognitief functioneren tijdens de ziekenhuisfase. Het systematisch meten en registeren van dit functioneren kan een bijdrage leveren aan het signaleren van risicogroepen.’
Hoe kijkt u in het algemeen aan tegen de samenwerking tussen revalidatieartsen en neurologen? Ziet u verbeterpunten? ‘In de regio waar ik werkzaam ben verloopt dit best goed. Het anders organiseren van de keten voor patiënten met niet aangeboren hersenletsel lijkt een belangrijk verbeterpunt. Het doorplaatsen van een dergelijke patiënt vanuit een revalidatiecentrum naar de psychiatrie, geriatrische revalidatiezorg of verpleeghuis is vaak zeer omslachtig en tijdrovend of soms in het geheel niet mogelijk. Dit leidt ertoe dat men in de revalidatie (soms onnodig) kritisch is aan de voordeur, wat de doorstroom vanuit de neurologie niet ten goede komt. Het ‘ontschotten’ van de keten lijkt daarom een
belangrijk verbeterpunt.’

 

Vooral de onzichtbare gevolgen zijn blijvend. Proefschrift, de belangrijkste conclusies.